Het leegste land van Europa

Cees Nooteboom en de ziel van Spanje
Genius loci, génie du lieu. De ene plaats heeft het, de andere niet. Het is nooit te bewijzen en je moet erin geloven om het te kunnen zien. Soms volstaat het om ergens gedachteloos wat te mijmeren, te luisteren naar de vogels of de wind. En soms wil je weten wat deze ene plek nu zo bijzonder maakt. Je móet hem gewoon ontcijferen, lezen.
Sinds hij begon te schrijven heeft Cees Nooteboom die impuls het sterkst in Spanje gehad. Maar zijn Spaanse verhalen verschenen altijd in bundels die ook over Thailand, Bolivia of Mali gingen. Nu is er De omweg naar Santiago, waarin 25 nieuwe en oude, deels herschreven stukken over Spanje bijeen staan, zonder ‘ruis’.
Elk van die verhalen afzonderlijk is een poging een bepaalde plek, of een aantal plekken te ontdekken. Het boek als geheel is een zoektocht naar het bijzondere van Spanje, het ‘leegste land van Europa’ en heel erg een eiland.
Het nieuwe perspectief waarin deze verhalen staan maakt nu ook duidelijk dat zijn Spaanse reizen pas werkelijk een zin kregen door zijn ontdekking van de romaanse bouwkunst en de denkwereld waarin die tot stand kwam. Over die alles verhelderende kennismaking – die Nooteboom een Sternstunde noemt – heeft hij in 1982 geschreven in een stuk dat ‘Walter Muir Whitehill’ heet, naar de Britse architectuurhistoricus wiens standaardwerk over het Spaanse romaans voortaan zijn gids, motief en alibi zou worden voor alle ‘omwegen’. Dat stuk staat nu niet voor niets in het hart van dit boek.
Ziel van steen
WMW – een acroniem als de westgevel van een kathedraal – heeft Nootebooms ogen werkelijk geopend. Want hoewel hij schrijft over Spaanse geschiedenis, literatuur, schilderkunst, theater, politiek en de tafel, is de romaanse bouwkunst de basso continuo van dit boek, omdat zij in directe verbinding staat met de ziel van Spanje. Zij paart bouwkundige wetmatigheden aan fabeldieren en bijbelsprookjes. Er zit systeem in en toch is het wonderbaarlijk – net als Spanje. De ziel van het romaans is vooral van steen – net als die van Spanje; niet van gepolijst marmer, maar van zandsteen, tuf of puim. Die ziel is rood, bruin, oker en zit vol littekens van vandalen en de wind. Zij is verweerd, zoals het Spaanse landschap.
Dit is een cirkelredenering, maar wel een sterke en Nooteboom maakt er een aantal maal dankbaar gebruik van om zijn Seelenverwantschaft met Spanje te bewijzen. Het Spaanse karakter en het Spaanse landschap, zo citeert hij een dichtregel van zichzelf, ‘corresponderen met “datgene waarover ik ga” […] Wie alleen maar de verplichte ronden gedaan heeft kent Spanje niet.’
Pittoresk gemeengoed
Die ‘verplichte ronden’, dat zijn het Escorial, het Alcazar van Toledo, de windmolens. Ook daar komt Nooteboom, omdat die nu eenmaal niet voor niets pittoresk gemeengoed zijn geworden, maar het lijkt alsof hij zich moet forceren om een nieuw gezichtspunt te bedenken. Zo is zijn uitweiding over het moorse Alhambra in Granada – ‘een man in wuivende kleren tussen andere mannen in wuivende kleren, geschuifel van muilen op marmer, geritsel van weefsels, altijd op weg tussen de sneeuwkristallen van de muquarnas, langs de mihrabs die naar Mekka wezen, door gangen en zalen waar later een ander ras zou ronddwalen, een volk van blinden en doven’ – weliswaar een knap geconstrueerde bijna-arabesk, maar het klinkt mij in de oren als een pianist die voortdurend beide voeten op de pedalen heeft.
Nooteboom is op zijn best als hij ver van de gebaande wegen reist, met een koffer boeken en een nieuwsgierig oog en oor. De energie die hij in die omwegen steekt – en die zelfs veel Spanjaarden vreemd moet zijn – is zijn versie van het labor et amor uit de kloosters, waar hij met de monniken kaas en honing deelt, en een enkel glas wijn.
Dan komt vrijwel altijd de beloning, schijnbaar vanzelf – noem het inderdaad Sternstunde, of genade – in de vorm van een zin als een dichtregel (‘de klok van je voeten’), in een bijna terloopse waarneming (‘het leegste land van Europa’), of een verband dat je altijd zal bijblijven.
Geboorte van de gotiek
Twee van de mooiste voorbeelden van zo’n treffend inzicht hebben opnieuw met romaanse bouwkunst te maken, of liever, met het einde van het romaans, wanneer de wereld van de middeleeuwer zal plaatsmaken voor een nieuwe fase. Dat was geen radicale breuk, geen jaartal, zeggen de geschiedschrijvers, maar Nooteboom bewijst het tegendeel.
Zo meent hij in het zenit van een romaanse portaalboog van het cisterciënzer klooster van Oliva in de ‘aller-allerkleinste knik’ de geboorte van de gotiek te betrappen. ‘Nooit meer kan de gebogen lijn hierna volmaakt zijn, van af nu kan die knik alleen nog maar de lijn ontvluchten, hoger en hoger wegvliegen, tot hij de gotische boog van Amiens of Chartres geworden is.’
Net zo’n ongezochte vondst is de glimlach op het gezicht van David, een beeld uit de twaalfde eeuw in de Jacobskerk van Compostela, in het verhaal dat deze omwegen zoals het hoort besluit. Het is, schrijft Nooteboom, alsof er ‘in die bijna idiote lach een andere tijd aanbreekt’. Het is niet langer de ‘gesloten archaïsche verhevenheid’, van de romaanse beelden. ‘Deze blik, deze lach, de verwonderde verbazing, de ironie, die kennen we, het is de overgang van de mythische wereld naar de psychologische, hij hoort al bij ons. Het volk, dat er iets bij moest bedenken, zegt dat hij zo lacht omdat hij naar Esther kijkt die tegenover hem staat, en dat is het, voor die glimlach moest er een uitleg zijn die bij het herkenbare hoorde, omdat dit beeld zichzelf voorstelde en niet meer het zinnebeeld van iets anders was.’
Ergens noemt hij een kerk die hem bijzonder bevalt om het lichte, hoge en onversierde, ‘het soort ruimte waarin je zelf een mathematisch punt wordt, alsof er voortdurend lijnen uit jouw bewegende aanwezigheid worden getrokken naar de vlakken, rechthoeken, lichtbronnen om je heen’. Zo is het ook in dit boek.
Dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad (‘Het leegste land van Europa’, 7 augustus 1992)