Geologenoog

wfh-leica
Willem Frederik Hermans met een Leica M5, 1981. [Foto Ruprecht Hermans/Erven W.F. Hermans]

De verlegen fotograaf W.F. Hermans

Met De donkere kamer van Damokles schoot Willem Frederik Hermans lange tijd nauwelijks op. Hij gooide het manuscript zelfs een keer in de vuilnisbak. Maar begin 1958, terug van twee reizen naar Parijs, kon hij plotseling tempo maken.‘Ik heb aan dit boek […] gedurende de afgelopen drie weken méér geschreven dan in alle vijf jaren dat ik ermee bezig geweest ben, bij elkaar,’ schreef hij aan zijn uitgever.

Over die doorbraak is vaker geschreven, maar waar hij die aan dankte is onbekend. Piet Schreuders, grafisch ontwerper en Hermans-kenner, denkt het antwoord te hebben gevonden in de vele duizenden foto’s die Hermans (1921-1995) maakte, tot kort voor zijn dood. Schreuders bestudeerde die nalatenschap voor een tentoonstelling van Hermans’ foto’s, merendeels niet eerder te zien geweest, in het Fotomuseum Den Haag. Daarbij hoort een nieuw boek over Hermans als fotograaf.

Rode parasol, Zwitserland, 1982; Verkeersdeelneemster, Parijs, augustus 1957 [Foto’s Erven W.F. Hermans]

‘Als je het allemaal op volgorde legt, is het frappant,’ zegt Schreuders. ‘Voor Hermans als fotograaf is 1957 een sleuteljaar.’ Schrijven ging moeizaam en hij zou nooit van zijn pen kunnen leven, dacht hij. Precies in dat jaar krijgt hij serieuze ambitie fotograaf te worden. Hij neemt les bij Nico Jesse, in die tijd wereldberoemd met zijn boek Vrouwen van Parijs. Hij schrijft zich in voor het examen van de Fotovakschool en registreert zich alvast bij de Kamer van Koophandel als ‘Persfotobedrijf W.F. Hermans’.

Hermans fotografeerde al langer, met allerlei toestellen, maar een van Jesse gekochte Leica IIIf-kleinbeeldcamera geeft hem vleugels. Hij gaat er meteen mee naar Parijs en maakt honderden opnamen. Op een ervan fotografeert hij zichzelf met die Leica driedubbel in de spiegels van hotel Notre Dame. Op de achterkant van de afdruk schrijft hij: ‘De donkere kamer van Damokles’.

Noodlottige foto’s

‘In Parijs viel het kwartje,’ zegt Schreuders. ‘Toen hij in 1958 terugkwam, kreeg hij die roman in een paar weken af’ – met een hoofdrol voor een Leica en de noodlottige foto’s die ermee worden gemaakt.

Het is een illusie dat wij greep zouden hebben op de werkelijkheid, heeft Hermans keer op keer laten zien in zijn verhalen. ‘Er is maar één werkelijk woord: chaos.’ Die universumpjes van taal heeft de schrijver paradoxaal genoeg juist volkomen in zijn greep. Al legt de schrijver het nog af tegen de fotograaf. ‘Mijn grootste ongeluk is dat ik niet als machine ter wereld gekomen ben en dat ik niet met licht kan schrijven als een fototoestel,’ schreef hij. Want ‘alleen de foto kan de idee van de chaos uitbeelden zonder te ordenen’.

‘Mijn grootste ongeluk is dat ik niet als machine ter wereld gekomen ben en dat ik niet met licht kan schrijven als een fototoestel’

In 1986 maakte Hermans zelf een selectie uit zijn zwart-witfoto’s, voor een expositie in het Stedelijk Museum in Amsterdam en een boek, Koningin Eenoog. Hij was er niet erg tevreden over, zegt Schreuders. ‘“Eigenlijk vind ik al mijn foto’s even mooi of even slecht,” zei hij. “En dat zie je er wel een beetje aan af. Dit is een verse selectie”.’

wfh-ijsbeer
‘Er is een souvenirwinkel die rendierhuiden, Lappenkle­derdrachten, rendiergeweien, kleedjes, sleden die op boot­jes lijken, ansichtkaarten met Lappenfamilies in technicolor en ijsbeervellen verkoopt. Voor de deur staat een opgezette ijsbeer op straat. Iedereen die erlangs komt aait de beer, ik ook.’ [Tromsø; Nooit meer slapen, hoofdstuk 11; foto W.F. Hermans/ Literatuurmuseum]

Voor Vrij belangrijke foto’s – de titel is ontleend aan Hermans’ half-ironische opschrift op een van de vele archiefmappen – kozen Schreuders en mede-samensteller Bram Oostveen ook uit de tienduizend kleurendia’s die Hermans maakte, al trokken diens erven de grens tussen privé en publiek scherp. Een paar honderd dia’s, van een bezoek aan Noord-Noorwegen in 1961, zijn overigens al te zien op de site van het Literatuurmuseum. Ze tonen hoe nauwgezet Hermans zich documenteerde voor zijn roman Nooit Meer Slapen (1966).

Met zijn ambities als beroepsfotograaf is het niets geworden. Hij stuurde afdrukken naar vakbladen, naar Life en Paris-Match en kreeg meestal niet eens antwoord. Voor het Fotovakschool-examen zakte hij drie keer, steeds op het praktijkdeel. ‘Maar niet alles is geklungel,’ zegt Schreuders. Dat hij voor portretfotografie een slecht cijfer kreeg, valt te begrijpen. ‘Hij was een verlegen fotograaf. Het is alsof hij zich achter de camera verschuilt, al geldt dat niet bij kinderen, die vaak lachend in zijn lens kijken; dan kan hij wel contact maken. En zelfportretten, dan heb je dat probleem ook niet. En bij poezen.’

In Den Haag was ruimte voor niet veel meer dan tachtig foto’s; het boek is royaler. Eén zaaltje met onbekende portretten en zelfportretten (waarvoor Hermans het woord ‘zelfkiek’ bedacht), één met nooit vertoond kleurenwerk en een derde met onder meer stadslandschappen van vervallen huizen en ruïnes.

Overal erosie

Hermans keek naar de wereld als de fysisch geograaf die hij was, denkt Schreuders. Overal zag hij erosie, ‘het verval waar alles ooit aan ten prooi valt. Zelfs in de stad. In een chique straat maakt hij toch even een foto van een zijstraatje waarin afbraak te zien is.’

wfh-muur
Muur met opschrift Luxe. België, september 1958 [Foto Erven W.F. Hermans, uit Vrij belangrijke foto’s]

Maar het idee dat een foto de werkelijkheid ongefilterd toont, kan hij niet volhouden. Niet in zijn boeken – zie, onder veel meer, de dubbelzinnige foto’s die zijn hoofdpersoon in De donkere kamer fataal worden – en niet als fotograaf. Al was het alleen al omdat die er een uitsnede uit maakt, kiest.

Sterker, denkt Schreuders, ‘Hermans’ schrijversblik zoekt verhalen.’ Voorbeeld: een foto van twee Parijse vrouwen die elkaar zo passeren dat ze elkaars blik lijken te mijden. ‘De afgunst’, noemde hij die. Schreuders: ‘Zulke foto’s zijn anekdotes.’

Als bevlogen amateurfotograaf ontwikkelde hij zijn eigen films en maakte zelf afdrukken ‘in helse vloeistofbaden’, de badkamer als doka. Voor het fototoestel als mechaniek had hij een levenslange liefde maar hij stierf voordat de digitale fotografie doorbrak.

‘Aan computers had hij de pest,’ zegt Schreuders, ‘maar hij was er altijd als de kippen bij om nieuwe technieken te gebruiken. In 1961 kwam de eerste camera met automatische belichting op de markt. Dan heb je geen aparte belichtingsmeter meer nodig. Hij kocht die camera meteen. Het eerste wat hij ermee fotografeert is een stripteasedanseres in Noorwegen. Dat vond ik grappig. Dus ik denk dat hij wel een digitale camera gekocht zou hebben. De kwaliteiten ervan moeten hem aangesproken hebben.’

Dit artikel is gepubliceerd in NRC (Zelfkiek van een verlegen fotograaf, 19 augustus 2022).

Boek en tentoonstelling horen bij de activiteiten rond Hermans’ honderdste geboortedag (1 september 1921). Ter afsluiting van het ‘Hermansjaar’ neemt koning Willem-Alexander op 1 september 2022 in de Nieuwe Kerk in Amsterdam het 24ste en laatste deel van de Volledige Werken in ontvangst.

Piet Schreuders, Bram Oostveen e.a.: W.F. Hermans: Vrij belangrijke foto’s. Hannibal Books, 208 blz. Expositie (t/m 8 januari 2023): Fotomuseum Den Haag.

 


Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *