Meervoudig kijken
Het losbandige oog van David Hockney
In het zomernummer van kunstmagazine See All This zag ik een mooi stuk over David Hockney, geschreven door Annemiek Leclaire bij de 80-ste verjaardag van de Britse schilder.
Ik hou erg van Hockney. Van zijn Californische zwembaden waar het licht bijna pijn doet, en van zijn Engelse landschappen, in pastel- of Gauguin-tinten, met hun geploegde akkers en verdwijnpunten. Van zijn aquarellen en zijn iPad-tekeningen.
Eigenlijk gaan al Hockney’s schilderijen en tekeningen en foto’s en video’s, behalve over zwembaden en akkers, over kijken.
Ooit kwam ik een boekje van hem tegen dat me de ogen voor zijn werk heeft geopend. Sindsdien begrijp ik ook waarom hij zijn grote panorama’s (Engelse bossen, de Grand Canyon) niet in één stuk schildert of fotografeert, maar in panelen.
Het boekje heet On photography en het is de tekst van een lezing die Hockney in 1983 hield bij de opening van het nationale fotomuseum in Bradford, zijn geboorteplaats. Tegenwoordig heet het ‘museum voor wetenschap en media’, maar toen ‛ging het’ nog vooral over fotografie. Vooral: over hoe foto’s alledaags zijn geworden. Denk dan aan Kodak: ‛een camera in ieder huishouden’. Als je in die tijd, nog niet zo lang geleden, had gezegd dat je met een telefoon kon fotograferen en niet naar een fotowinkel hoefde voor de afdrukken, hadden ze je vreemd aangekeken.
Hij merkt op dat fotograferen – toen al – niet langer een activiteit is die moeite kost, achteloos ‛kijken zonder oogmerk,’ een soort staren. Daar zet Hockney zijn eigen manier van kijken tegenover.
Kubisme
Op het omslag staat een portret van zijn moeder, zittend op een grafzerk bij de ruïne van Bolton Abbey, niet ver van Bradford. Het portret is opgebouwd uit vele, elkaar overlappende Polaroids. Zulke snapshots zijn op zichzelf de meest achteloze, pretentieloze manier van foto’s maken. Instant-beeld. Maar Hockney verandert ze in hun tegendeel.
‛Deze manier van fotograferen heeft met tekenen te maken,’ zegt Hockney. Het is een protest tegen het kijken vanuit één punt, zoals ook het kubisme een protest was tegen een fixatie van de schilderkunstige blik. ‛Als mensen een door Picasso geschilderd portret zien met drie ogen, dan klagen ze dat mensen helemaal geen drie ogen hebben. Het ligt veel simpeler. Het gaat er niet om of iemand drie ogen heeft, het betekent alleen dat een van die ogen tweemaal is gezien. Zo is het ook in mijn foto’s. Wij zijn altijd bedrogen door de enkele foto, gemaakt in een fractie van een seconde, vanuit één vaste positie.’
Zo heeft Hockney naar zijn moeder gekeken, een paar keer naar haar regenjas op die grafzerk en iets vaker naar die grafzerken erachter, en het dakloze koor van de abdij in de achtergrond. En naar haar gezicht. Een keer of vaker? Je moet heel precies kijken om daar de lasnaden van zijn foto’s te zien.
Hij heeft ook zichzelf gefotografeerd. Helemaal onderaan zie je de neuzen van zijn brogues. Zo staat hij twee keer op de foto.