Het wezen van de golf

Fotograaf Stephan Vanfleteren over zijn gevaarlijke obsessie met de zee
Mensen die hem tegenkwamen in de duinen of op het strand moet hij de stuipen op het lijf hebben gejaagd. Grote man, slecht geschoren, in een lange jas of zwarte wetsuit, plunjezak en een touw over de schouder.
 
  
  Dan zijn ze geschrokken van Stephan Vanfleteren, de Vlaamse fotograaf die in zijn studio indringende portretten en stillevens maakt waarin niets aan het toeval lijkt overgelaten. Maar die voor zijn jongste project de controle doelbewust opgaf door zichzelf en zijn camera uit te leveren aan de zee. Alles op het spel zetten. Bij bedrieglijke windstilte en een onderstroom die je naar zee wil trekken, bij mist die je zintuigen door de war gooit, bij storm, in het pikkedonker.
Het werd een obsessie die hem vervreemdde van zijn omgeving. ‘In zee genoot ik van het isolement,’ zegt Vanfleteren (56). ‘Het ging zo ver dat ik geen zin had om terug te keren. Ik kreeg het idee dat het vasteland op losse schroeven staat en de zee, die altijd beweegt, houvast gaf.’
Zeker tweemaal kostte zijn obsessie hem bijna het leven.
Na vijf jaar is er een boek, Transcripts of a Sea, met 136 foto’s waarin hij de zee toont in alle humeuren. Al kun je ook zeggen dat de zee zelf de foto’s heeft gemaakt. Want met een camera achter waterdicht plexiglas in de branding is scherpstellen en zuiver belichten er niet bij. Pas bij thuiskomst kon hij beoordelen wat de zee hem had laten zien.
En er is een tentoonstelling met dezelfde titel, in het Museum voor Schone Kunsten in Gent, waar zijn foto’s – van A4-formaat tot een wandvullend zesluik – een dialoog aangaan met oude en moderne zeegezichten. In goed Vlaams: marines.
“Je kunt ook zeggen dat de zee zelf de foto’s heeft gemaakt
Acht zalen, ‘elke zaal met een eigen ziel’, zegt hij in het museum, waar de tentoonstelling twee dagen voor de opening nog werk in uitvoering is. Met werklampen, en karretjes vol klemmen en schroevendraaiers. Enkele zalen zijn ingericht, in andere wachten foto’s en schilderijen tegen de plinten,
Enkele werken komen uit de MSK-collectie, het merendeel is bruikleen uit musea in België en het buitenland. Blauwe latex handschoentjes ontdoen een pastel uit een Berlijnse collectie van bubbelplastic. ‘Verts froids, tout très froid,’ koude groentinten, alles zeer koud, heeft de schilder er op geschreven. En in rood potlood, linksonder: ‘Degas’.
Pijn en uitputting

Het schilderij dat Vanfleteren hier het liefst had gezien is ‘Three Seascapes’, een klein werk uit omstreeks 1827 van J.M.W. Turner, de Britse schilder die zich eens aan de mast van een schip liet binden omdat hij storm wilde ondergaan. ‘Ik herken dat, willen loslaten, pijn en uitputting voelen,’ zegt Vanfleteren, die dit schilderijtje met verweven luchten en zeeën beschouwt als ‘oerknal van de moderne kunst’. Als je tussen je oogharen kijkt kun je er inderdaad een Rothko in zien. Maar de Londense Tate Gallery viert dat Turner 250 jaar geleden is geboren en wilde het niet uitlenen.
‘Als ik in zee lig, denk ik niet: dit zijn de schipbreukgolven van Géricault, of dit is een branding van Louis Artan, die gezegd heeft dat de zee een model is dat nooit stilzit.’ Hun schilderijen hangen nu tussen zijn foto’s. ‘Pas later zie je: zo iemand moet ooit eenzelfde ervaring hebben gehad.’
Hij wijst op een reusachtig doek van een golf. Het is van Thierry de Cordier (1954), die onder andere met bitumen (een soort teer) schildert. Rechtsonder: ‘Mer du Nord Nᵒ9, 3ème tentative’. ‘Dat is het mooie,’ zegt Vanfleteren, ‘dat het steeds bij een poging blijft. Het geldt ook voor mijn fotografie. Wij fotografen zitten nu eenmaal met dat cyclopen-oog, waardoor je altijd maar een spie, één uitsnede ziet. En dan heb ik het nog niet over de totale ervaring, het geluid, de beweging, het zand dat je onder je voelt schudden. Hoe kan ik die weidsheid laten zien, obstakels weghalen? Daar heb ik mijn tanden op stukgebeten. De zee fotograferen is een oefening in mislukken.’
Bizarre gewaarwording: voordat hij op het schilderij van de golf wees, dacht ik dat het een Vanfleteren was.
Spijkerkrassen
Hij doet het sinds de coronatijd. Urenlang in een ijskoude zee staan om het wezen van een golf te vangen. Welvingen in een grijze spiegel, als landbouwfolie met de wind eronder. Twee golven die elkaar kruisen. Nijdige golftoppen in de nacht, krijtwit maanlicht als spijkerkrassen.
‘Het lukt me niet na tien foto’s naar huis te gaan. Ik stop pas als mijn batterij plat is. Ik moet de zee toelaten, gulzig zijn. Doorgaan, ook als er vocht in het omhulsel van mijn camera kwam, misschien maakt dat het zelfs mooier.
“Marine is een genre dat snel in kitsch kan vervallen. Ik hoop dat ik niet over die rand ben gegaan
‘Bij mist of deemstering registreert de camera iets anders dan mijn ogen. Eén keer zag ik het noorderlicht boven zee, als grijs spinrag, maar de camera maakt er neongroen van. Dat moet ik in de nabewerking temperen. Het moet niet te mooi zijn. Marine is een genre dat snel in kitsch kan vervallen. Ik hoop dat ik niet over die rand ben gegaan.
‘Ik heb het idee van waarheidsgetrouw laten vallen. Het is geen National Geographic. Scherp is vaak saai, voorspelbaar. Door te blijven zoeken kom ik bij een waarachtigheid die interessanter is. Geen reproducties maar een nieuwe schepping. Daarom staat er bij mijn foto’s geen datum of plaats.’
Mensensmokkelaar
Zelden was Vanfleteren helemaal alleen. Tussen land en zee ontmoette hij jutters, hengelaars, eenzame surfers, oefenende special forces en verwarde mensen die niet altijd aanspreekbaar waren. ‘Ikzelf trouwens ook niet,’ zegt hij.
Meer dan eens hing er een drone boven hem, werd hij klemgereden door de politie, onder schot gehouden. ‘Ze dachten dat ik een mensensmokkelaar was, of een faciliteur, die rubberbootjes verstopt onder het zand totdat ze nodig zijn voor de overtocht naar Engeland.’ Dan vertelde hij beleefd, in het Vlaams of het Frans, dat hij fotograaf is, toonde hij zijn apparatuur en dan lieten ze die vreemde snuiter weer vrij.
Eenmaal voer een volle migrantenboot vlak langs hem. ‘Ze dachten dat ik ze wilde fotograferen en een man gooide een schoen naar me. Stel je voor, hij was bereid daarvoor met één schoen in Engeland aan te komen. Ik ben een loner die in zee gaat voor de schoonheid. Zíj kunnen vaak niet eens zwemmen en zijn wanhopig. Die mensen wil ik liever niet fotograferen.’
Volle manen

De herfststorm die vorige week over de kust raasde heeft Vanfleteren gemist. ‘Normaal was ik dan in Boulogne of Duinkerke geweest. Het voelde oké om niet te gaan, maar ik dacht toch even: hoe zou het daar nu zijn?’
Natacha, zijn vrouw, zei: ‘Begrijp je nu wat ik zo vaak heb gevoeld als jij op zo’n moment ergens in zee zat en ik wist niet eens waar?’ Dat begrijpt hij intussen, zegt hij, nu hij wat afstand heeft genomen.
‘Er was een periode dat ik over de rand dreigde te gaan. Tegen de deadline, het moment dat het boek naar de drukker moest, telde ik manen. Drie volle en drie nieuwe manen is nog zes keer springtij, zes keer bij lage eb over de zandbanken gaan. Ik nam geen opdrachten meer aan, wilde geen vrienden zien. Ik werd steeds bijgeloviger, kreeg dwanggedachten. Altijd eerst je ontbijtbord neerzetten en dan pas de glazen. En als ik het in de verkeerde volgorde zou doen, zou ik gestraft worden. Maar ik moest doorgaan. In blessuretijd móét je scoren. Ik moest in zee blijven gaan. De vloedlijn werd die deadline.’
Au secours!
Maar er zit weinig ruimte tussen ondergaan en onder gaan. Het gebeurde al eens in de mist, toen hij plotseling geen grond meer voelde en geen idee had welke kant hij op moest zwemmen. De tweede keer was in de havenmond van Duinkerke.
“Na vijf minuten slaat de vermoeidheid toe en besef ik dat ik het strand niet zal halen
‘Ik heb altijd gedacht dat ik deze tentoonstelling alleen zou moeten samenstellen met de curator,’ zegt zijn vrouw als Stephan even is weggeroepen. En het is bijna uitgekomen, ontdekte ze toen hij haar zijn inleiding bij het fotoboek liet lezen. Ze las: ‘Na vijf minuten slaat de vermoeidheid toe en besef ik dat ik het strand niet zal halen. De golven duwen me tegen de betonnen zijwand van de strekdam. Ik zie de inkeping waar de ladder hoort te zitten en merk tot mijn ontsteltenis dat die allang weggeroest is. Ik drijf tot aan de kop van de dam en zie vishengels over de muur hangen. ‘Au secours!’ roep ik zo hard als ik kan. Niemand hoort me.’
‘Ik dacht: waarom brengt hij er fictie in?,’ zegt Natacha. ‘Maar hij had het voor mij anderhalf jaar verzwegen. Dit was zijn manier om het me te zeggen.’
De fotograaf hield zich een uur met steeds meer kramp vast aan een nylon vislijn. De vissers belden 112. De reddingsdienst haalde hem uit het water. Hij is ze allemaal net wezen bedanken.
Dit project was geen flirt met de dood, zegt Vanfleteren. Hij pauzeert even. ‘Op de kop van de pier in Boulogne zit een deurtje in het beton. Daar heb je een prachtig laag standpunt bij storm. Maar als je een stap naar voren doet…. Ik heb vaak door dat deurtje gekeken. Juist daardoor weet ik: ik wil leven.’
Bent u genezen van uw obsessie?
‘Ik dacht van wel, maar ik vrees van niet. Ik heb daarjuist al een paar keer naar mijn app gekeken die het getij en de golfhoogte voorspelt.’
Stephan Vanfleteren: Transcripts of a Sea. Photographs, Hannibal Books, 292 blz. € 79,95. Tentoonstelling: Transcripts of a Sea, Museum voor Schone Kunsten Gent, t/m 4 januari 2026.

Dit artikel is in licht gewijzigde vorm gepubliceerd in het Cultureel Supplement van NRC [Stephan Vanfleteren wil het wezen van een golf vangen: ‘Ik ga in zee voor de schoonheid’, 25 sepetember 2025].
Tags: Fotografie, Schilderkunst, zee